Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij [22]leggen zich neder bij elk altaar op de [23]verpande klederen, en drinken den wijn der [24]geboeten [in] het huis van hun goden. 22. Hebr. buigen zich; dat is, zij zijn zo onbeschaamd, dat zij alle boosheid aan den nooddruftige gepleegd hebbende, dan nog in de tempels hunner afgoden durven verschijnen, om aldaar met hun onrechtvaardig gewin te pronken, en daarvan op hun afgodische feestdagen te banketteren, verzwarende hun geweld door afgoderij, en de afgoderij door hun geweld. 23. Die aan hen verzet zijn, die zij te pand hebben genomen. Zie Ex.22:26. 24. Dat is, dien zij kopen voor de boeten dergenen, die zij onschuldig hebben veroordeeld.